AMPHIBIAN COMMEMORATION

2025 In recent decades, thousands of toads, frogs, and salamanders have been run over during the annual amphibian migration in Landsmeer — by cars, buses, bicycles, and fat bikes. Just as many amphibians have drowned in street gullies. Humans pass by their lives without a second thought, but for these animals, life is just as precious as it is for us. On June 6, 2025, the Paddenwerkgroep Landsmeer and the Multispecies Collective joined forces for an amphibian commemoration, taking a moment to reflect on the small neighbors who have died due to human activity. Eva Meijer gave a speech and read a poem. Kim David Bots and Lyckle de Jong improvised with the inhabitants of the pond. You can listen to the recording below. Clarinet: David Bots, guitar: Lyckle de Jong, underwater sounds: the pond and its inhabitants






Drawings: G.C.Heemskerk. Photographs: Bernice Nauta.


Toespraak: 
Niemand weet precies wanneer de eerste amfibieën zich hier vestigden. Niemand weet wie er eerder waren, de mensen of de padden, kikkers en salamanders. Dat wil zeggen: de mensen weten het niet, misschien weten de amfibieën het zelf, ergens in hun belichaamde geheugen.
De mensengeschiedenis van Landsmeer is in grote lijnen bekend. In 1326 was hier een parochie, met de naam Lantsmaer. Deze nederzetting aan het water werd in de eeuwen die volgden volgens Wikipedia ook gespeld als Lantsmer, Lantsmeer, Landsmer en Lansmer. Steeds waren land en water in de naam verbonden. In 1619 werd de ‘Unie van Waterland’ opgericht, waarin Landsmeer met de dorpen Ransdorp, Zunderdorp, Broek, Zuiderwoude en Schellingwoude samenwerkte, in een strijd tegen het water.
Hoe die strijd precies verliep weten we niet, maar zeker is dat de Landsmeerders zich wapenden tegen het water, en er soms mee samenwerkten. Een deel van het watergebied verlandde vanzelf, door veen, riet en dichtgegroeide sloten. Stormen bepaalden ook waar mensen konden wonen, en overstromingen maakten gewonnen land weer ongedaan. Op het moment van spreken lijken mensen gewonnen te hebben, we wanen ons veilig. Maar in de komende decennia zal de stem van het water weer luider worden.
Amfibieën maakten hoogstwaarschijnlijk deel uit van deze hele geschiedenis. Dat weten we niet zeker, want tot en met de Middeleeuwen vertellen bronnen vooral welke delen van hun lichaam je kunt eten of als geneesmiddel kunt gebruiken. Dat veranderde pas in de loop van de 18e eeuw, toen er collecties met dode dieren werden samengesteld en wetenschappers populaties in kaart begonnen te brengen.
Volgens een artikel uit 2009 van Diepenbeek, Cremers en Van Delft was Gronovius, een classicus en filoloog, dus iemand die zich met tekst bezighield, in 1756 de eerste die bij zijn beschrijvingen van amfibieën en reptielen (die toen nog tot een familie werden gerekend) ook de hun locatie in de Nederlanden noemde. Uit zijn werk weten we dat de gewone pad veel voorkwam in tuinen en op donkere en vochtige plaatsen, en dat de bruine kikker ook op heel veel plekken in Nederland te vinden was. Donkere en vochtige plaatsen waren hier genoeg, en we kunnen ervan uitgaan dat de amfibieën hier al sinds Gronovius’ geschriften te vinden zijn.
Waarschijnlijk zijn ze hier al veel langer. Amfibieën kruipen zoals jullie weten al veel langer rond op deze planeet dan mensen – ze evolueerden ongeveer 350 miljoen jaar geleden uit vissen. Mensen zijn er nog maar 250.000 jaar. Dat is een totaal andere orde van grootte. In de context van Landsmeer hebben ze het misschien moeilijk gehad in de zestiende eeuw. Toen was de Kleine IJstijd hier op zijn hoogtepunt, of eigenlijk dieptepunt qua kou, dus het zou kunnen dat ze daaronder te lijden hebben gehad, maar het kan ook dat hun winterslaap toen langer duurde.
Zeker is dat de afgelopen eeuw, met de toename van gemotoriseerd verkeer, de aanleg van moderne riolering inclusief straatkolken, en de betegeling van tuinen, heeft geleid tot nieuwe, en voor hen extreme, problemen. De amfibieën volgen nog steeds hun oude routes, van het water naar het land, en andersom, maar ze komen nu obstakels tegen die ze niet kennen en waar ze niet voor gemaakt zijn. Mensen waren en zijn zich er niet van bewust of het kan ze niet schelen.
Vandaag staan we even stil bij al die dieren die gesneuveld zijn door mensenwielen, mensenvoeten en mensenputten. Want voor padden, kikkers en salamanders gaat het niet over soortbehoud of biodiversiteit of welke menselijke blik op de groepen waar zij toe behoren. Het gaat alleen maar om hun leven. Het wordt tijd dat de mensen hun perspectief serieus nemen en ze leren zien als buren. En daarom wil ik besluiten met een gedicht. 


ELKE PAD IS OP ZOEK NAAR LIEFDE

Elke pad is op zoek naar liefde. Nee, zegt de pad naast me: genegenheid.
            Elke pad is op zoek naar genegenheid. Ze vinden die bij andere padden, kikkers, vissen of stenen. Ze vergissen zich soms. Herkenbaar.

Kom je net uit je winterslaap, kom je iemand tegen.
Slaap je nog half.

Elke kikker zoekt een kikker. Nee, zegt de kikker naast me. Ik heb aan mezelf genoeg. Ook dat is herkenbaar.

Elke salamander is op zoek naar geluk. Ze houden een lezing.

Er zijn twaalf soorten geluk, vandaag hebben we het over de zevende: geluk bij toeval.

Je slaapt nog half, je komt iemand tegen: genegenheid. Soms is het niet zo moeilijk.
Iemand kwaakt in mijn handen.

De salamander praat door. Het heeft te maken met in het nu zijn. Dan kun je je ook niet vergissen. Het gaat om aandacht. Alle geluk is geluk bij toeval.

Ze zijn zo langzaam als ze uit hun winterslaap komen, iedereen rijdt over ze heen. Dan kun je nog zoveel lezingen geven.

Ik pak de padden bij hun okseltjes vast. De kikkers lachen, denken dan nog dat ze sneller zijn. Ik weet ondertussen dat we allemaal zo weer voorbij zijn.
            Iemand die naar je verlangt als je net wakker bent, iemand die je hand vasthoudt.

Overgave, zegt de salamander nog. Ik steek mijn armen in de lucht.




Uit: Het witste woord, Uitgeverij Cossee, 2023.